Bij het aanleren van werkwoorden voor Frans, Duits en Engels moet je kind als eerste twee dingen leren:
- De vertalingen van de woorden ik, jij, hij, zij het, etc naar het Frans, Duits of Engels
- De bijbehorende uitgang van het werkwoord, vaak in drie (of meer) verschillende tijden.
De meeste beelddenkers hebben moeite om rijtjes en tabelletjes met informatie uit hun hoofd te leren. Ze kunnen het vaak wel toepassen in de oefeningen, die ze als huiswerk moeten maken, door het steeds op te zoeken in het rijtje in het boek. Bij de meeste kinderen komt dit rijtje dan vanzelf in hun hoofd, maar bij veel beelddenkers is dit zeker niet zo.

Regelmatige en onregelmatige werkwoorden in het Frans, Duits en Engels

Frans, Duits en Engels hebben veel verschillende werkwoorden, die geleerd moeten worden in drie of meer verschillende tijden. Er zijn regelmatige en onregelmatige werkwoorden. In de afbeelding hieronder zie je dat het Frans regelmatige werkwoorden heeft, die eindigen op -er, -ir of -re. Als je het werkwoord ‘parler’ kent, kun je dus alle werkwoorden, die op -er eindigen op deze manier vervoegen, behalve ‘se laver’ en ‘aller’, want dat zijn de onregelmatige werkwoorden op -er.
Bij de onregelmatige werkwoorden zijn sommige vormen anders dan bij de regelmatige. Dat betekent, dat je eigenlijk alleen de verschillen hoeft te leren. Beelddenkers en hoogbegaafden zien dit vaak niet en denken dat ze bij elk nieuw onregelmatige werkwoord weer het hele rijtje moeten leren. Dat maakt ze vaak moedeloos. Bijna alle methodes voor de talen beginnen met de werkwoorden ‘hebben’ en ‘zijn’ in hoofdstuk 1 en 2. Dit zijn veel gebruikte werkwoorden, maar zijn in alle talen behoorlijk onregelmatig. Als deze zijn aangeleerd komt het eerste regelmatige werkwoord pas in hoofdstuk 3. Veel beelddenkers zien hierdoor de regelmaat niet.
Vaak worden de regelmatige en onregelmatige werkwoorden en de verschillende tijden door elkaar heen aangeleerd. Dat maakt het helemaal onoverzichtelijk voor een beelddenker.
Sterke werkwoorden in het Duits en Engels
Duits en Engels hebben net als het Nederlands ook nog sterke werkwoorden. Dit zijn de werkwoorden, die van klank veranderen: ik loop, ik liep, ik heb gelopen. Deze werkwoorden leren kinderen in het Nederlands vanzelf als ze opgroeien, doordat ze gecorrigeerd worden als ze bv ‘ik loopte’ zeggen.
In het Duits en Engels moeten ze allemaal geleerd worden, meestal vanaf het tweede jaar in het VO. Vaak gebeurt dat met een lange lijst, waar alle werkwoorden in alfabetische volgorde op staan. Voor een beelddenker is het handiger als ze soort bij soort staan, oftewel de werkwoorden, die op dezelfde manier veranderen bij elkaar.
Materialen van Anders Leren VO
Ik heb veel kinderen begeleid bij het aanleren van de werkwoorden in het Duits, Frans en Engels. Daarbij ontdekte ik, dat beelddenkers behoefte hebben aan overzicht en structuur en dat zij erg goede resultaten halen als je er een soort ‘memory’ van maakt. Daarom ben ik speciaal voor hen materialen gaan ontwikkelen, die aansluiten bij hun leerstijl. Ik gebruik het materiaal zelf bij de begeleiding van kinderen en verbaas me elke keer weer over de kracht van het materiaal! Het geeft kinderen overzicht en uiteindelijk zelfvertrouwen in het leren van de werkwoorden.
Op mijn site kun je zien hoe deze materialen werken, kun je een gratis proefpakket aanvragen of een pakket voor alle werkwoorden van een taal bestellen. Voor de sterke werkwoorden heb ik aparte pakketten. Bij elk product ontvang je instructiefilmpjes, waarin ik je stap voor stap uitleg hoe je het materiaal kunt gebruiken.
Wat kun jij doen om je beelddenker te helpen bij het leren van de werkwoorden voor Frans, Duits of Engels?
-
Check of je kind de vertalingen van de woorden ik, jij, hij, zij, het etc. kent. Dit is de basis van werkwoorden leren. Als dit nog lastig is, kun je kaartjes maken met de woorden in het Nederlands en in de vreemde taal. Leg de kaartjes op tafel in de volgorde zoals in de eerste afbeelding. Draai daarna de vertalingen om en check welke je kind al weet. Draai deze kaartjes weer om. Degene die hij nog niet weet bekijk je daarna. Je zult zien, dat als je dit een paar keer doet, dat je kind ze dan allemaal weet.
-
Help je kind om de uitgangen van de regelmatige werkwoorden aan te leren en kijk daarna bij de onregelmatige werkwoorden goed naar de verschillen. Die zijn in het boek vaak met een kleur of ander lettertype aangegeven. Voor deze werkwoorden hoeft je kind dus alleen de verschillen te leren, want de rest kent hij al.
-
Als je je kind overhoort voor de werkwoorden, begin dan altijd bij het Nederlands. Laat niet alleen het rijtje ‘opdreunen’, maar vraag specifieke vormen, bijvoorbeeld ‘wat is ik praat?’ Of ‘wat is wij praten’. Dat leert je kind om de werkwoorden goed toe te passen en ook door elkaar te kennen. Als je geen tijd hebt om je kind te overhoren, kun je hem ook online laten oefenen met Verbuga.
-
Als de sterke werkwoorden geleerd moeten worden, laat je kind dan de lijst sorteren en werkwoorden die op dezelfde manier veranderen onder elkaar zetten.
-
Als het leren van de werkwoorden lastig blijft, overweeg dan om mijn materialen aan te schaffen. Ik help jou en je kind graag!
Ik hoop dat bovenstaande tips je helpen om structuur aan te brengen voor je beelddenker in het leren van de werkwoorden. Volgende week leg ik je uit wat er lastig is aan de grammatica van het Duits, Frans en Engels.
Ik wens je veel succes!
Bienke
Andere blogs in de serie "Help mijn beelddenker gaat naar het VO!"
- Help, mijn beelddenker gaat naar het VO!
- Hoe kun jij je beelddenker helpen met lesrooster en huiswerkapp?
- Zit je beelddenker in de brugklas lekker in zijn vel?
- Hoe kun jij je beelddenker helpen bij SO's en toetsen?
- Waarom is het leren van Frans, Duits en Engels lastig voor beelddenkers en hoogbegaafden?
Wil je geen Blog missen?
Ik schrijf elke week een blog met informatie over de eerste weken op het VO voor beelddenkers, met daarin tips voor jou om je kind te helpen. Wil je er geen missen? Schrijf je dan in en ontvang ze automatisch in je mailbox.